Zeemeermin

Ik word wakker van een kabbelend gevoel. Alsof mijn haren deinen in het water. Als ik mijn ogen open doe zie ik op de rand van mijn bed een zeemeermin zitten. “Hoi,” zegt de zeemeermin, “welkom onder water.” Ik kijk haar met grote ogen aan en doorloop een heel aantal bezwaren in mijn hoofd. Ben ik onder water? Kan ik hier dan gewoon ademen? Of is dit zeker een droom? Het kabbelende gevoel voelt wel heel echt.

“Ik zie dat je hard nadenkt!” zegt de zeemeermin lachend. “Vind je het gek om onder water te zijn?”

Ik knik. “Ja” zeg ik dan maar. Want zo kan ik eens testen of ik onder water ook kan praten. Dat kan. En ademen lijkt ook wel goed te gaan.

De zeemeermin strekt haar hand uit en houdt die met de handpalm open uitnodigend voor me. “Wil je mee kijken naar onze onderwaterwereld?” vraagt ze.

Ik besluit al mijn vragen en bezwaren maar even aan de kant te zetten, want ik ben nieuwsgierig. Ik leg mijn hand in de hare en ga met haar mee. Lopend? Zwemmend? Ik weet het niet precies. Ik beweeg met haar mee.

De zeemeermin neemt me mee, mijn slaapkamer uit, en een onderwaterwereld in. Daar bewegen we onder een soort gewelfde plafonds door. Ze zien er prachtig uit, mooie hoge bogen met kleine glinsterende schelpjes en steentjes erin verwerkt. Muren zijn er niet, maar strategisch geplaatste bossen zeewier schermen verschillende ruimtes van elkaar af. De zeemeermin trekt me mee door verschillende ruimtes en ik zie vissen en krabben die op hun dooie gemakje rondzwerven door dit onderwaterpaleis. Want dat moet het wel zijn, denk ik bij mezelf, een soort onderwaterpaleis. Ik vraag het aan de zeemeermin.

“Woon je hier? En is dit een soort paleis?”

Ze lacht even. Haar lach klinkt zoals de glinsterende plafonds er ook uit zien: licht en vrolijk met kleine details erin. “Zoiets” zegt ze. “We hebben hier onder water geen paleizen, dit is onze leefwereld die we met alle zeemeerminnen samen delen. Wil je ook zien waar de andere zeemeerminnen nu mee bezig zijn?”

Natuurlijk wil ik dat zien. De zeemeermin trekt me mee, weg uit het paleis en naar een stuk open water.

“Nu moet je wat meer zelf gaan zwemmen hoor, ik ben wel erg moe geworden van jou steeds meetrekken!”

Ik kijk haar wat beteuterd aan. Ik wist niet dat zij daar zo veel moeite voor deed!

“Ik zal het proberen,” zeg ik, “maar ik weet eigenlijk niet hoe dat moet. Ik heb geen vissenstaart.”

“Dat geeft toch niet?” zegt de zeemeermin. “Probeer maar gewoon eens wat.”

Ik probeer mijn benen te bewegen zoals zij haar staart beweegt, in een grote beweging op en neer. Ik ga niet echt vooruit, een klein beetje misschien. De zeemeermin giechelt een beetje. Ik geef het vrij snel weer op en probeer in plaats daarvan te lopen over de zeebodem. Dat gaat vooral heel zwaar. Dan trekt de zeemeermin me weer mee aan mijn hand.

“Kom maar,” zegt ze, “dan help ik je nog even. Straks kun je het nog eens opnieuw proberen.”

Na verloop van tijd komen we bij een stuk waar de zeebodem wat schuin omhoog lijkt te gaan. Ik kijk om me heen. En ineens merk ik dat ik ondertussen al een beetje aan het meebewegen was om toch een beetje zelf te zwemmen. Met twee benen om en om wiebelend, zo kom ik toch een beetje vooruit.

“Ah, je hebt het nu zelf ook door!” zegt de zeemeermin. “Ik was al heel lang niet echt meer aan het trekken, je doet het eigenlijk zelf.” Weer lacht ze haar glinsterende lach.

En dan zien we verderop een klein groepje zeemeerminnen. Ze lijken iets te zoeken op de zeebodem. Ze kijken geconcentreerd rond op de bodem. Maar als we dichterbij komen zie ik dat ze niet iets zoeken, maar juist dingetjes neerleggen.

“Wat doen ze?” vraag ik.

“Ze leggen schelpjes neer,” vertelt de zeemeermin. “Die hebben ze verderop verzameld en ze leggen de mooiste neer voor de mensen die hier straks vlakbij op het strand zullen komen zoeken, als het eb is.”

Vol verbazing kijk ik haar aan. “Doen zeemeerminnen dat?”

Ze knikt. “Wil je ook een paar schelpjes voor je medemensen neerleggen?” vraagt ze me. Ja, natuurlijk wil ik dat. Ze neemt me mee naar een grote berg schelpjes die al klaar ligt, en zegt dat ik er een paar kan uitzoeken.

“Maar selecteren jullie ze? Hoe bepaal je wat mooi is?” vraag ik haar.

“Dat mag je zelf weten,” zegt ze. “Want je hebt vast zelf wel een idee over wat je mooi vindt? De mensen op het strand zullen later heus zelf wel bepalen wat zij mooi vinden. Als ze die van jou niks vinden, dan slaan ze die toch gewoon over?”

Het klinkt niet meer dan logisch, maar toch moet ik er even van glimlachen. Ja, natuurlijk. Waarom niet.

Uiteindelijk vind ik drie mooie schelpjes. Ik leg ze neer op verschillende plekjes op de zeebodem, waar straks bij eb het strand zal zijn. En dan zie ik dat alle zeemeerminnen opkijken en naar elkaar gebaren. “Het is tijd om terug te gaan,” vertelt de zeemeermin die me had meegenomen hiernaartoe. Ze pakt mijn hand en samen zwemmen we terug. Ik kijk nog even om me heen. Ik zie de schelpjes die we hebben klaargelegd verspreid over de zeebodem. En ik zie de zeemeerminnen kalm door het water voortbewegen. Ik voel hoe ik zelf inmiddels ook rustig kan voortbewegen. En ik voel mijn haren deinen in het water. Tenslotte brengt de zeemeermin me weer terug naar mijn slaapkamer. “Dag!” zegt ze nog, en dan gaat ze de kamer uit en trekt de deur achter zich dicht.