Alles moest aan diggelen

Dichtgetimmerd

‘Wat doen jullie zoal deze dagen?’ Caroline was op haar vrije woensdagochtend bij Mirjam op bezoek, waar de kinderen nu op de grond zaten te spelen zodat de volwassenen even konden praten.

‘Tja, niet zoveel,’ zei Mirjam. ‘We kunnen niet echt naar buiten met Celine, dus dan blijven we maar binnen.’

‘Dus jullie gaan ook helemaal niet naar buiten?’

‘Nee, eigenlijk helemaal niet,’ zei Mirjam. ‘Het is gewoon simpeler om maar binnen te blijven, als alles wat voor Celine leuk is toch niet mag buiten. Want ik zou het nu echt doodeng vinden als ze in de speeltuin zou willen spelen. Of überhaupt al in de berm van de weg ofzo. Laat staan in de tuin.’

Caroline knikte. Ze keek naar Olivier, die samen met Celine werkte aan een puzzel. Celine lag ontspannen op de grond terwijl Olivier er druk omheen scharrelde en stapeltjes maakte van hoekstukjes, randstukjes en middenstukjes. Geleidelijk veranderde de berg stukjes zoals die uit de doos gekieperd was in ordelijke torentjes, gesorteerd naar categorie.

‘En binnen dan, vermaken jullie je een beetje?’

‘Ja hoor,’ zei Mirjam. ‘We gaan lekker knutselen, koekjes bakken, dat soort dingen. En Celine heeft voldoende speelgoed!’ Ze gebaarde naar de kastenmuur waar onderin plastic bakken vol met speelgoed waren geschoven. Langs de rand voor de boeken hoger in de kast stonden bovendien her en der nog fel roze en fluoriserend groene knuffels en poppetjes.

Caroline voelde een steek van jaloezie. Niet om dat knalkleurige speelgoed, maar omdat Mirjam haar handen vrij had om te knutselen en koekjes te bakken. Die had maar één kind, dat oud genoeg was om niet steeds op stoelen te klimmen, en oud genoeg om gewoon een tijdje met een activiteit bezig te zijn. Met Olivier en Noortje samen was het lang niet zo simpel om binnen afleiding te vinden die voor hen allebei leuk was.

‘En jullie dan?’ vroeg Mirjam.

‘Tja, wij hebben ook wel koekjes gebakken,’ zei Caroline. ‘Maar dat ging niet zo best met twee kinderen die een verschillend tempo hadden.’

‘Oh ja, dat kan ik me voorstellen.’

Caroline keek naar Olivier en Celine, die nu naast elkaar op hun buik voor de puzzel lagen. Waar was Noortje eigenlijk? Ze zat een stukje verderop op haar hurken, met haar vingertjes iets van de grond te pakken dat te klein was om te zien. Even later kwam ze naar Caroline toe met een onzichtbaar pluisje dat ze blijkbaar op de grond had gevonden.

‘Weet je,’ zei Caroline tegen Mirjam terwijl ze het onzichtbare pluisje van Noortje aanpakte, ‘ik heb eigenlijk het idee dat de kinderen zich bij Jacob veel beter zelf vermaken dan bij mij. En dan ga ik maar weer een of andere activiteit met ze doen, zoals koekjes bakken, waar we dan een half uurtje mee bezig zijn maar waar we allemaal helemaal niet blijer van weg komen. Dan ben ik moe en zijn we er vooral haastig mee bezig geweest, en dan is er nog een eindeloze dag om verder door te komen. Terwijl Jacob gewoon zegt: ga zelf maar iets doen. En dat gaan ze dan gewoon doen. Toen ik gisteren thuis kwam zat Jacob op de bank terwijl de kinderen speelden dat ze aan het picknicken waren.’

Mirjam knikte.

‘Maar zodra ik in de buurt ben,’ ging Caroline verder, ‘willen ze meteen weer iets doen, dan moet ik iets leuks voor ze bedenken. En dan werkt het ook niet meer als Jacob gewoon weer zegt: ga maar iets voor jezelf doen.’

Mirjam knikte weer.

‘Maar hoe komt dat dan?’ vroeg Caroline.

‘Hoe komt wat?’

‘Nou, hoe komt het dat de kinderen bij Jacob wel zelf ergens toe komen? Heeft hij ze eerst gewoon zo lang in hun eigen sop laten gaarkoken dat ze zich uiteindelijk zo vreselijk vervelen dat ze zelf iets gaan doen?’

‘Misschien,’ zei Mirjam. ‘Of misschien weten ze gewoon wel dat ze van Jacob niks hoeven te verwachten, en geven ze het bij hem sneller op.’

‘Ja, dat zal wel inderdaad.’

Caroline bleef even stil. Noortje was weer op zoek gegaan naar nieuwe pluisjes in de kamer en kwam nu weer haar kant op lopen. Caroline hield haar hand open zodat Noortje er een pluisje in kon leggen, maar die schudde met haar hoofd. In plaats daarvan kroop ze bij Caroline op schoot.

‘Misschien dat ik zelf ook gewoon niet zo goed ben in niks doen,’ zei Caroline. ‘Ik wil zelf ook graag een activiteit. Ik wil iets doen, ergens mee bezig zijn. Naar buiten, koekjes bakken, iets waarbij we weten waar we aan toe zijn. Ik kan zelf niet wat Jacob wel kan: stil zitten op de bank terwijl de kinderen picknicken.’

‘Maar Jacob gaat toch ook graag met de kinderen naar buiten?’

‘Ja, dat wel. Maar dat doet hij gewoon omdat hij er zelf veel plezier aan beleeft. Op een regenachtige dag heeft hij er echt geen enkele moeite mee om helemaal niks te doen de hele dag.’

‘En jij wel?’

‘Ja, ik wel! Ik vind het vooral fijn om stil te zitten als we daarvoor iets gedaan hebben. Als we buiten zijn geweest en daarna thuis komen. En dat de kinderen zich dan even lekker zelf vermaken. Dat lijkt me fijn.’

Mirjam knikte. ‘Lukt het?’ vroeg ze aan Olivier, die probeerde om een nieuwe puzzel uit de kast te pakken. Olivier antwoordde niet, maar bleef trekken aan de onderste doos van een stapel puzzels in de kast. Energiek stond Mirjam op en liep naar de kast, waarbij ze gelijk even de puzzel die Celine en Olivier net af hadden voorzichtig optilde en in de doos legde, om hem in de kast op te bergen.

‘Ja, dat is fijn,’ zei Mirjam toen ze weer op de bank kwam zitten, ‘als je iets gedaan hebt en dat je dan daarna weer even rust hebt. Dat vind ik ook. En het is ook gewoon leuk om ergens mee bezig te zijn, zodat je weet dat iedereen daar mee bezig is en niet ineens aan je hoofd gaat zeuren over andere dingen.’ Mirjam lachte terwijl ze het zei. Caroline vond het maar een beetje lomp zoals ze het zei, maar ze had wel gelijk. Want als Caroline niks aan het doen was, was ze alleen maar een mikpunt voor verzoekjes tot aandacht. Ergens gezamenlijk mee bezig zijn was een stuk fijner.

‘En als je hier zit dan,’ vroeg Mirjam, ‘voelt het dan alsof je ergens mee bezig bent?’

‘Ja, dan ben ik met jou aan het praten, toch. En dat vind ik wel fijn.’ Caroline lachte. ‘Maar even serieus: hier is het fijn want hier heeft iedereen iets te doen. En hier hoef ik niet lijdzaam af te wachten welke emoties er op een willekeurig moment ineens zullen opkomen.’ Ze wreef over de rug van Noortje, die nog steeds op haar schoot zat. Die wiebelde wat heen en weer met haar beentjes en keek geïntrigeerd naar het effect.

‘Ja, het is soms best moeilijk om de emoties van die kleintjes over je heen te laten komen, hè,’ zei Mirjam.

‘Ja, inderdaad,’ zei Caroline. ‘En toen Noortje er nog niet was, waren het in totaal ook gewoon minder emoties. Het is nu soms zo dat alle emoties van twee kindjes bij elkaar opgeteld wel heel veel zijn om allemaal te verdragen. Ik zou ze het liefst in een doosje stoppen en onder mijn bed schuiven ofzo.’

Mirjam lachte. ‘Ja, ideaal. En je eigen emoties dan, heb je die ook onder je bed geschoven?’

Caroline schudde haar hoofd maar het lukte haar niet om er woorden bij te zeggen. Haar emoties had ze wel in een doosje gestopt. Of in een stevig bouwseltje met muren waar op geschreven stond: die teken zijn wel een beetje eng maar zolang we niet buiten komen is er niks aan de hand. Echt niet. Caroline knuffelde even met Noortje, die nog steeds lekker op haar schoot genesteld zat.

‘Weet je,’ zei Mirjam, ‘ik zei net wel dat wij ons wel vermaakten hier in huis, met knutselen, koekjes bakken, dat soort dingen. Dat is ook wel zo. Maar we balen ook, hoor. Dat is toch ook heel normaal? Ik zou ook wel met Celine naar buiten willen. En haar feestje kon niet eens door gaan! Ik voel me daar ook treurig over, dat de wereld nu zo is.’

Caroline knikte maar zei niets meer terug. Ze was bezig om Noortje te knuffelen en haar emoties in een doosje te stoppen. Noortjes nekje voelde warm en zacht, hoe kon het eigenlijk tegelijk zo mollig en toch slank aanvoelen? Caroline verstopte haar gezicht in dat nekje. Ze durfde niet aan Mirjam te vertellen dat treurigheid bij haar niet het probleem was. Zoals Mirjam het zei klonk ze nog steeds als een mens dat op de juiste manier samengesteld was, een keurig bouwseltje dat misschien een beetje donkergroen kleurde wanneer het treurig was. Terwijl in Carolines geval soms ineens een onooglijk, vormeloos beest de kop op stak als ze niet uitkeek. Een beest dat haar deed blokkeren als ze moe was na het koekjes bakken, een beest dat haar had doen schreeuwen na de zoveelste tekencheck.

 

Die middag maakte Caroline een fietstochtje met de kinderen. Het was de perfecte manier om kinderen door de natuur te verplaatsen: hoog boven de grond vastgezet in fietsstoeltjes, ver van alle mogelijke teken in het gras. Olivier had in eerste instantie een beetje tegengesputterd. Het concept dat ze nergens naartoe zouden gaan, niet naar de speeltuin, niet naar de Wildernis, niet bij andere kinderen op bezoek, dat was hem nog vreemd. Uiteindelijk had Caroline voorgesteld dat ze wel naar de paarden konden fietsen, dan konden de kinderen daar even naar kijken vanaf de fiets en zouden ze daarna weer terug gaan.

Noortje vond het fietsen fantastisch. Ze wees voortdurend dingen aan en zei dan ‘uh!’. Ze wees voornamelijk naar bewegende dingen: auto’s, fietsen, honden, kinderen. Caroline benoemde alles wat Noortje aanwees. Ondertussen zat Olivier achter op de fiets druk te babbelen.

‘Kijk, mama,’ zei hij, ‘daar zie ik een hond en een kindje samen heel hard rennen! Zou de hond ontsnapt zijn? Ik denk dat de hond ontsnapt is en dat het kindje er achteraan rent om de hond weer aan de lijn te doen. Gelukkig zit ik hoog op de fiets en kan de hond niet bij mij komen!’

‘Maar Oliviertje, de hond zit toch al aan de lijn? Volgens mij zijn de hond en het kindje samen aan het rennen.’

‘Wat?’ riep Olivier van achter op de fiets. Maar zijn aandacht ging alweer naar iets anders. ‘Kijk, mama! Een heel grote vrachtauto! Waaaaauw! Wat zou er in zitten? Misschien wel aardbeien! Of nee, koekjes! Of misschien wel een hele berg geld?’ Ze werden ingehaald door de vrachtauto, waardoor er even een wervelwind ontstond die hen verder de weg op leek te zuigen. Caroline trapte stug door en overwoog of ze Olivier zou vertellen wat er echt in de vrachtauto zat. Op de zijkant stond heel groot ‘boter, goed voor elke dag’. Dat zou natuurlijk nogal een deceptie zijn voor Olivier. Die was inmiddels ook alweer met iets anders bezig trouwens.

‘Kijk, mama daar zijn de paarden al! Hier moet je oversteken. Even goed kijken of er iets aan komt…’

 

Toen ze weer terug kwamen van het fietsen vroeg Olivier of hij nog even op zijn eigen fiets mocht fietsen.

‘Nee,’ zei Caroline terwijl ze hem uit de fiets tilde. ‘We gaan naar binnen.’ Ze keek op haar horloge. ‘Het is ook al bijna tijd om te koken.’

‘Ahhhh, maar ik wil alleen even een paar rondjes op de oprit fietsen dan! Dat kan toch wel?’

‘Nee, Olivier, dat kan niet, want ik wil nu graag naar binnen. Noortje moet ook niet te lang buiten blijven, want dan gaat ze weer in het gras rondlopen en we moeten oppassen voor teken nu.’

‘Ahhh, maar dan kan Noortje misschien iets anders doen? Noortje en ik kunnen wel samen stoepkrijten!’ Terwijl hij het zei pakte hij al de doos met stoepkrijt. Noortje hobbelde vrolijk achter hem aan, de oprit op. ‘Dat kan toch wel, mama, even stoepkrijten op de oprit?’ Hij hield zijn hoofd een beetje schuin terwijl hij Caroline aankeek, alsof hij echt de tijd wilde nemen om nu goed naar haar mening in deze te luisteren.

Caroline zuchtte. Ja, dat kon eigenlijk best. Er zaten op de oprit geen teken, en Noortje en Olivier waren nu al allebei druk bezig met stoepkrijten. Ze kon geen echt bezwaar verzinnen. Ze hadden ook best nog even tijd voordat ze moest gaan koken.

‘Ja, dat kan wel even, Olivier. Maar ik ga over tien minuten naar binnen!’

‘Okée! Dan ga ik ook meteen mee!’

Caroline leunde met haar rug tegen de muur en keek om zich heen. Her en der in de oprit staken allerlei kleine sprietjes van gras of ander onkruid tussen de stenen door. Daar zou ze eigenlijk echt eens iets aan moeten doen. Ze had wel eens een overbuurvrouw op haar knieën met een aardappelschilmesje op de oprit zien werken. Om de kieren tussen de stenen weer netjes te maken. Maar er bestond vast ook wel een stuk gereedschap dat daar speciaal voor gemaakt was? Het leek haar een nogal ondankbaar klusje. Je zou denken dat een auto van een paarhonderd kilo dat onkruid ook wel goed plat zou rijden. Maar ja, die auto stond vooral ongebruikt op steeds dezelfde plek. Ze keek onder de auto om te inspecteren of daar dan toch tenminste geen onkruid was gegroeid. En inderdaad, daar waren de kieren tussen de stenen nog heel netjes. Maar dat zag dan weer niemand.

Olivier was ondertussen druk bezig om een soort route van pijlen over de hele oprit te tekenen. Toen hij klaar was begon hij over de pijlen heen te lopen, die hem kris kras van de ene kant van de oprit naar de andere leidden. De pijlen leidden hem om de auto heen, waar hij elke keer een sprongetje maakte als hij weer tevoorschijn kwam, om naar de volgende pijl over te stappen. Noortje tekende ondertussen een heleboel streepjes op de bakstenen van de muur van het huis. Hoe kwam het eigenlijk dat er wel onkruid tussen de stenen van de oprit groeide, maar niet in de voegen van het huis? Gelukkig maar dat dat zo was, want Caroline moest er niet aan denken dat ze daar ook nog een klusje van zou hebben. Ze maakte aanstalten om naar binnen te gaan en even gauw een oud aardappelschilmesje te pakken voor die kieren in de oprit, nu ze hier toch waren kon ze dat klusje net zo goed meteen even doen. Maar Noortje was nu net uitgekeken op het zetten van streepjes met stoepkrijt en legde haar stoepkrijtje op de grond. Ze liep richting de achtertuin. Caroline liep achter haar aan. In de tuin keek Noortje even om zich heen en liep toen vastberaden op het grasveldje af.

‘Kom, Noortje, je mag nu niet in het gras.’ Voorzichtig leidde Caroline haar weer terug naar de oprit. ‘Kom maar, zullen we samen nog even stoepkrijten?’

Caroline tekende met stoepkrijt een varkentje op de oprit en legde het krijtje ernaast. Noortje knorde als een varkentje en keek Caroline vrolijk aan. Toen pakte ze het stoepkrijtje op en gaf het weer aan haar. ‘Boe!’ zei ze erbij. Gehoorzaam tekende Caroline een koe. Maar toen de koe klaar was, zag ze dat Noortje alweer om zich heen stond te kijken naar andere dingen.

‘Kijk, Noortje, ik heb een koe voor je getekend. Boe! Wat zal ik nu tekenen?’

Maar Noortje was al op weg naar de achtertuin. Ze zette haar stappen alsof ze wilde demonstreren hoe een mens hoort te lopen: met een actieve houding en de armen zwaaiend langs het lichaam. Caroline liep achter haar aan en begeleidde haar weer terug. Maar terug op de oprit draaide ze zich meteen weer om en liep monter weer naar de tuin. Terwijl Caroline achter haar aan liep zei ze over haar schouder:

‘Olivier, we gaan zo naar binnen! De tien minuten zijn voorbij.’

‘Okée!’ zei Olivier. Maar toen Caroline even later met Noortje op de arm terug op de oprit kwam zag ze dat Olivier nog druk aan het tekenen was. Met Noortje op de arm raapte ze het stoepkrijt bij elkaar en borg het op in de schuur.

‘Mama!’ riep Olivier. ‘Ik heb nog een stoepkrijtje!’ Hij rende achter haar de schuur in en legde het stoepkrijtje bij de rest. Toen pakte hij zijn fiets en liep ermee naar de oprit.

‘Nee, Olivier, we gaan nu naar binnen! Je kunt nu niet meer fietsen!’

Olivier was ondertussen al druk bezig om rondjes om de auto te fietsen. Caroline ging naar de voordeur en stapte met Noortje nog steeds op de arm naar binnen. Die was al erg onrustig aan het wurmen om los te komen, dus Caroline deed gauw de voordeur achter zich dicht.

‘Nee, mama, wacht op mij!’ Olivier klonk alsof hij zwaar in paniek was dat ze hem zomaar had achtergelaten. Met zijn fiets rende hij weer naar de schuur. Caroline was ondertussen bezig om Noortje te helpen met haar jas en haar laarzen. Toen ze eenmaal klaar waren met handen wassen, was Olivier nog steeds niet binnen gekomen. Caroline keek door het raampje van de voordeur, maar zag hem ook niet op de oprit. Waar zou hij zijn? Ze luisterde even met de deur op een kier en hoorde een heftig gehuil uit de schuur komen. Caroline zuchtte en deed gauw de voordeur dicht zodat Noortje er niet doorheen zou glippen.

Op dat moment kwam Jacob de oprit op lopen. Eenmaal binnen zei hij:

‘Wat is hier aan de hand? Ik hoorde allemaal gehuil uit de schuur komen.’

‘Ja, dat is Olivier. Blijf jij even bij Noortje? Dan haal ik Olivier op.’ Jacob knikte.

Buiten was een dramatische combinatie te horen van huilen met grote uithalen en daar tussendoor een zielig stemmetje dat af en toe iets onverstaanbaars zei. In de schuur trof Caroline Olivier liggend op de grond aan. Ze keek het even aan en ging bij zichzelf na of ze iets gedaan had dat dit had veroorzaakt. Natuurlijk was er iets waar Olivier zich over opwond, dat was duidelijk. Onvermijdelijk was dat ook nog eens door haar toedoen. Maar was er iets dat ze zelf liever anders had gedaan? Iets dat ze hem nog moest uitleggen, iets dat tot een misverstand had geleid? Ze had hem duidelijk gewaarschuwd dat ze naar binnen zouden gaan. Ze had hem ook duidelijk gezegd dat hij niet meer kon fietsen op de oprit. Ze had hem ook duidelijk gezegd dat ze met Noortje naar binnen ging. Was het voor hem misschien niet duidelijk geweest waarom ze de voordeur dicht had gedaan? Dat dat was omdat Noortje even binnen moest blijven? Caroline wist het niet. Misschien was ze ook wel wat minder geduldig geweest dan anders doordat ze bang was dat Noortje het gras in zou rennen als ze te lang buiten zouden blijven. Maar daar kon ze nu weinig aan veranderen. In gedachten beschermde ze zichzelf en timmerde ze alle twijfels over haar eigen aandeel hierin dicht. Ze besloot dat het belangrijkste nu was om Olivier ongeschonden naar binnen te krijgen, op wat voor manier dan ook. Daarna zouden ze wel verder zien. Dus ze zei:

‘Ik pak even je fiets, die zet ik in de schuur, en daarna ga ik zelf naar binnen. Dan is het misschien handig als jij ook mee naar binnen gaat.’

Weer klonk een heel dramatische huilstem die iets probeerde te zeggen, maar Caroline kon het niet verstaan. ‘Wat zeg je?’

‘Iemand moet me dragen!’

‘Nee, ik ga je niet dragen, Olivier. Ik ruim je fiets op, daarna ga ik naar binnen, en als je wilt kan ik je hand vasthouden zodat je ook mee naar binnen kunt lopen.’

Olivier barstte weer in huilen uit. Caroline stapte resoluut naar buiten om zijn fiets te halen en zette die even later in de schuur. Toen stak ze haar hand uit naar Olivier. Nog steeds heftig huilend pakte hij haar hand en liep mee naar de voordeur. Zijn hand voelde warm en klammig aan. Caroline hielp hem met zijn jas en laarzen, en toen ze eenmaal bij het handenwassen aangekomen waren, was hij volledig gekalmeerd en vroeg hij of hij iets te eten mocht. Caroline gaf hem een soepstengel en legde nog een dekentje over zijn benen toen hij met soepstengel en al op de bank was genesteld.

Noortje was ondertussen al die tijd rustig zelf aan het rondstappen door de kamer. Ze legde een lange rij duplo steentjes van de woonkamer naar de keuken. Jacob zat aan tafel een tijdschrift te lezen. Caroline legde haar hand op Jacobs wang en zei: ‘Fijn dat je net op tijd was om de boel hier binnen even waar te nemen.’ Hij knikte en las verder in zijn tijdschrift terwijl Caroline ondertussen begon om het eten op het vuur te zetten. Ze moesten het maar even simpel houden want er was al heel wat tijd verloren gegaan aan al het gedoe dat nodig was geweest om binnen te komen.

Even later kwam Olivier de keuken in en vroeg om een tweede soepstengel. ‘De laatste!’ zei Caroline, terwijl ze die aan hem gaf. Maar natuurlijk kwam hij kort daarna om een derde vragen. ‘Nee,’ legde Caroline uit, ‘het eten is bijna klaar.’ Ze zag het protest in zijn ogen alweer aanwakkeren. ‘Wil je vast even helpen met de tafel dekken?’ voegde ze gauw toe. Olivier knikte.

Even later was Olivier druk in de weer om één voor één borden op tafel te zetten. Jacob zat nog steeds aan tafel te lezen en schoof zijn tijdschrift aan de kant zodat Olivier erbij kon. Jacob had nog steeds niet gevraagd wat er nou precies aan de hand was geweest buiten, waarom Olivier zo in tranen was geweest. Hij had zelfs niet eens gevraagd hoe de middag was geweest. Caroline had hem trouwens ook niet gevraagd hoe zijn middag was geweest. Maar ja, hij zat ook alsmaar met zijn neus in dat tijdschrift.

Noortje kwam inmiddels ook nieuwsgierig aanstappen en pakte een bord dat Olivier net had neergezet weer van de tafel.

‘Neehee!’ riep Olivier. Boos pakte hij het bord vast en begon er aan te trekken. Jacob las ondertussen onverstoorbaar verder, dus Caroline liep naar de kinderen toe en hurkte naast ze op de grond.

‘Kom, jongens, dan zetten ze het bord weer even neer.’ Met zes handen tegelijk zetten ze het bord op tafel. ‘Noortje, wil jij het bestek doen?’ Caroline gaf haar wat bestek. Noortje legde alle messen bij Jacob, alle vorken bij Carolines bord en al het kinderbestek op een grote hoop vlakbij Oliviers bord.

‘Neehee!’ riep Olivier. ‘Zo moet dat niet!’ Hij corrigeerde het werk van zijn zusje, terwijl ze een beetje beteuterd stond toe te kijken. Ondertussen zette Caroline het eten op tafel en vroeg Jacob om zijn tijdschrift weg te leggen. Hij stond op met zijn ogen nog aan het tijdschrift gekluisterd. Al lezend liep hij met het tijdschrift naar de kast, waar hij nog even zo bleef staan. Pas toen Caroline al klaar was met opscheppen en zelf haar eerste hap eten nam, legde Jacob het tijdschrift echt weg en kwam aan tafel zitten.

‘Zo, hoe was je dag?’ vroeg Caroline hem, toen ze even later allemaal zaten te eten en het zowaar even stil was. Olivier was druk bezig om alle maiskorreltjes uit de saus te vissen, omdat hij die het lekkerst vond. Noortje deed ongeveer hetzelfde maar maakte er een potje van omdat ze met haar kleine vingertjes de mais nog niet zo goed kon pakken. Dus soms schoot er een maiskorrel bedekt met tomatensaus over de tafel.

‘Prima,’ zei Jacob.

‘Okée, fijn. Je was best vroeg thuis, of niet?’

‘Klopt.’

‘Mama, mag ik nog wat water?’

‘Tuurlijk, Olivier. Ik zal het straks even pakken.’

‘Nee, nu!’

‘Nee, wacht even, lieverd, ik was nu even met papa aan het praten.’ Caroline draaide zich weer naar Jacob. ‘Wou je nog meer vertellen over je werkdag?’

‘Nee hoor,’ zei Jacob, en hij keek weer naar zijn bord.

Caroline stond ondertussen op om voor Olivier een glas water te pakken. Waarom was Jacob zo in zichzelf gekeerd vandaag? Was er iets aan de hand? Had ze iets gezegd? Vond Jacob het misschien vervelend dat ze hem meteen toen hij thuis kwam had gevraagd om te helpen met Noortje? Maar zo veel werk was dat nou ook weer niet geweest. Toen ze binnen kwam zat hij immers gewoon rustig te lezen terwijl Noortje zichzelf vermaakte. En Caroline had hem ook bedankt. Was Jacob niet eigenlijk vanochtend ook nogal stil geweest? Ja, hij was vanochtend ook al vrij stil geweest, en misschien had dat helemaal niks met Caroline en de kinderen te maken. Misschien was er iets anders.

‘Zit je ergens mee?’ vroeg Caroline hem toen ze weer was gaan zitten en het glas water voor Olivier had neergezet.

‘Nee hoor,’ zei Jacob. ‘Niks specifieks.’ Maar na een hele tijd gaf hij toch nog vrijwillig iets meer informatie prijs. ‘Ik baal dat we niet lekker naar buiten konden deze week.’

‘Ohja,’ zei Caroline, ‘dat is ook zo.’ Ze nam nog een hap van haar eten. ‘Wat hadden jullie eigenlijk gedaan eerder deze week, toen ik aan het werk was? Toen ik thuis kwam zag het er wel relaxed uit, alsof jullie lekker binnen waren geweest de hele dag.’

‘Nou, dat was dus niet helemaal zoals het ging,’ zei Jacob. Hij schoof de zoutmolen een stukje van zijn bord weg, naar het midden van de tafel.

‘We waren naar de speeltuin geweest, mama!’ riep Olivier.

‘Naar de speeltuin? Maar dat kon toch juist niet?’ Onderzoekend keek Caroline naar Jacob. Op de schouder van zijn t-shirt zat een vlek, zo’n vlek die achterblijft nadat je een huilend of snotterend kind hebt opgetild, een vlek die je dan zelf precies net niet kunt zien.

‘Nou, we wilden dus juist niet naar de speeltuin,’ zei Jacob, ‘we gingen even buiten op straat lopen, en toen was daar ook de speeltuin. Daar had ik even niet aan gedacht. En, nou ja, Olivier en ik waren het niet helemaal eens over of we daar wel of niet naartoe konden.’ Hij boog zich over de tafel om een hapje voor Noortje te maken, waardoor hij Carolines blik ontweek. Onderweg in zijn beweging schoof hij geërgerd de zoutmolen nog een stukje verder van zich af.

‘Oh,’ zei Caroline. ‘Aha.’ En nu begreep ze ook waarom Jacob zo stil was, waarom er zo weinig beweging in hem zat. Ze kende hem goed en wist hoe graag hij buiten kwam met de kinderen, en het deed hem ongetwijfeld pijn om daar nu nee op te moeten zeggen. Maar het lag dus in elk geval niet aan haar, dat hij vandaag zo stil was. Die gedachte kon ze weer even weg timmeren.