Alles moest aan diggelen

Vlak

‘Papa, mag ik iets snoepen?’ vroeg Olivier. Het was 8 uur ’s ochtends en Caroline was kort daarvoor naar haar werk vertrokken. Jacob zou de hele dag alleen met de kinderen thuis zijn, en die dag beloofde nu al een lange te worden.

‘Nee, we hebben nog maar pas ontbeten, jongen.’

‘Okée. Zullen we dan een spelletje doen, papa?’

‘Straks misschien, ik ga nu eerst even een kop thee drinken. Want dat had ik nog helemaal niet gedaan na het ontbijt.’

‘Okée. Wat gaan we dan doen vandaag?’

‘Niks,’ zei Jacob. Hij liep naar de keuken om een kop thee te halen. Moeiteloos negeerde hij al het speelgoed dat die ochtend alweer overal op de grond was komen te slingeren.

‘Papa, wil je nu dan een spelletje doen?’ vroeg Olivier toen Jacob weer terug bij de bank kwam. Noortje was ondertussen bezig om alle boeken één voor één terug te brengen naar de boekenbak. Gek hoe het fluctueerde met de leeftijd hoe goed een kind zichzelf kon vermaken. Het leek logisch dat een kleine baby het meest vermoeiend en het meest intensief zou zijn, en dat het daarna lineair steeds wat makkelijker zou worden. Maar daar bleek niks van waar, op elke leeftijd was er wel weer iets anders dat de ouders weer een nieuwe uitdaging gaf. Op de ene leeftijd ging het over slapen, later over klimmen en klauteren op alles en weer wat later over constant contact zoeken en aandacht vragen.

‘Ik drink nog even mijn thee op, Oliviertje.’

Olivier keek over het randje van Jacobs theekop. Hij ging weer zitten en pakte een boek op schoot. Daar bladerde hij doorheen. Toen hij aan het einde kwam legde hij het weer weg en keek opnieuw over het randje van Jacobs theekop.

‘Heb je je thee al op, papa?’

‘Nee, nog niet.’

Olivier wierp zichzelf achterover op de bank en bleef lamlendig liggen wachten. Toen Jacobs thee eindelijk op was, sprong Olivier op en begon een stapel te maken van alle spelletjes die Jacob met hem moest gaan spelen.

Nadat ze een paar potjes de-boer-met-de-kippen hadden gespeeld kwam Noortje bij de bank staan en begon wat te snikken. Jacob aaide over haar hoofd en trok haar op schoot. Ondertussen probeerde hij het spelletje met Olivier af te maken – maar elke keer als hij naar voren bewoog om een kaartje te leggen zette Noortje zich schrap en duwde hem weer naar achteren. Jacob maakte aan Olivier duidelijk dat dit voorlopig het laatste spelletje zou zijn, en haalde opgelucht adem toen het spelletje af was.

‘Maar wat gaan we dan nu doen, papa?’

‘Niks, jongen. Lekker luieren.’

‘Ik hou niet van luieren,’ zei Olivier. ‘Wordt het weer net zoals gisteren? Ik vond het gisteren stom.’

‘Misschien kun je hier in huis iets vinden dat je leuk vindt om te doen. Dan kunnen Noortje en ik luieren, terwijl jij zelf niet hoeft te luieren. Zou dat niet een idee zijn?’

‘Wat dan?’ vroeg Olivier.

‘Tja, dat kan ik niet voor je bedenken.’

Olivier stond op van de bank en schuifelde door de kamer, op weg naar zijn speelgoed. Hij pakte een knuffel en gooide die achteloos schuin naar achteren op de grond. Daarna pakte hij nog een knuffel en gooide die ook op de grond. Daarna pakte hij een bak met houten eten dat bij zijn speelgoedkeukentje hoorde, en begon één voor één alle spullen op dezelfde achteloze wijze weg te gooien. Noortje schoof van Jacobs schoot af en liep achter Olivier langs. Bijna kreeg ze een hamburger op haar voeten.

‘Ophouden, Olivier!’ barstte Jacob ineens uit. ‘Nu stoppen daarmee, wat is dit voor belachelijks!’

Jacob stond op, maar Olivier was al opgehouden en maakte zich overdreven klein in de hoek van de kamer, vlak naast de spelletjeskast. Zijn korte zwarte haar dat normaal zo keurig steil viel stak nu een beetje rommelig omhoog. Hij keek timide en erg afwachtend naar Jacob, die maar weer op de bank ging zitten. Toen begon Olivier wat spullen van de grond op te rapen en op te ruimen. Maar hij gaf het opruimen algauw weer op en kwam bij Jacob bij de bank staan.

‘Mag ik op schoot?’

‘Ja hoor, jongen.’ Noortje kwam ook naar de bank, en wilde erbij op schoot, maar Olivier duwde haar aan de kant. Noortje begon te huilen.

Jacob dacht even na. In alle kale leegte van de wereld waarin je met kinderen niet de natuur in kon probeerde hij iets te verzinnen dat ze deze dag konden doen. De bieb was nog dicht, zijn vrienden waren allemaal aan het werk. Maar ze konden toch best even naar buiten, zolang ze maar niet echt in de natuur of in het gras kwamen? ‘Kom,’ zei hij, ‘dan gaan we even naar buiten, gewoon even op straat.’

Olivier keek hem bedenkelijk aan.

‘Misschien kunnen we langs alle huizen lopen en kijken of er mensen televisies aan hebben?’ Olivier knikte.

Even later stonden ze buiten. Ze liepen langs de huizen in de straat en probeerden overal naar binnen te gluren. Bij de buren zagen ze natuurlijk de televisie aan staan, dat was bijna altijd wel zo. Noortje had intussen meer interesse in de eenden in de sloot. Voorover buigend leek het wel of haar kleine mollige lijfje onmogelijk in balans zou kunnen blijven op die korte beentjes. Gauw rende Jacob er naartoe en greep haar bij haar capuchon. Achter hem riep Olivier dat hij nog een televisie had gezien, een paar huizen verderop. Jacob tilde Noortje op en nam haar mee naar waar Olivier stond. Ze spartelde in zijn armen en toen ze weer bij Olivier kwamen zette hij haar neer. En toen kwamen ze langs de speeltuin. De speeltuin, die was Jacob even vergeten. Hij zag Oliviers ogen oplichten.

‘Papa! De speeltuin! Mag ik even op de glijbaan?’

‘Nee, dat kan dus niet Olivier, we moeten op de straat blijven.’

Wat stom, dacht Jacob bij zichzelf. Wat super stom om op de straat te moeten blijven als je een kind bent dat zin heeft in spelen. Noortje had de speeltuin nu ook gezien en liep er al naartoe. Jacob liep achter haar aan om haar op te pakken, maar natuurlijk volgde Olivier nu ook.

‘Ah, papa, alsjeblieft?’ Olivier keek hem smekend aan.

‘Nee, jongen, dat kan nu echt niet. We mogen even niet in het gras spelen voorlopig, en in de speeltuin is gras. Kom, dan gaan we weer naar huis.’ Jacob had Noortje inmiddels opgepakt en greep nu ook Olivier bij zijn mouw.

‘Nee!’ riep Olivier boos. Hij rukte zijn mouw weer los en rende naar de speeltuin. Daar klom hij op de glijbaan.

‘Olivier!!’ Jacob rende achter hem aan en hoorde zijn stem overslaan terwijl hij hem riep. Hij had het gevoel alsof hij zijn benen niet goed kon coördineren om te kunnen rennen. Alles voelde zwaar, alsof hij door een dikke blubber moest bewegen terwijl hij juist zo’n haast had. ‘Olivier!!’ riep hij nog een keer. ‘Nu hier komen!’ Hij voelde zich net een hysterisch kind, zijn stem klonk drie octaven hoger dan normaal en hij had het idee dat zijn hoofd zou ontploffen van alle energie die hij in dat roepen probeerde te leggen.

Toen Jacob bij de glijbaan kwam pakte hij Olivier ruw bij zijn pols. Noortje had hij nog steeds op de arm, ze was aan het wurmen om los te komen maar hij kneep haar stevig tegen zich aan. ‘Mee komen, Olivier!’

‘Au, papa, je doet me pijn!’ gilde Olivier.

‘Kan me niks schelen!’ brulde Jacob.

Olivier schopte tegen zijn been. Noortje was inmiddels aan het huilen en nog steeds aan het wurmen om los te komen.

‘Au! Rotkind, waarom schop je me!’ Jacob gaf een ruk aan Oliviers arm om hem mee te trekken, waardoor hij bijna omviel. Shit, hij moet niet ook nog in het gras vallen. Maar ze moesten hier nu wegwezen! Weg uit het gras! Uiteindelijk begon Olivier luid te huilen maar gaf hij zijn verzet wel op.

Jacob sleepte de twee kinderen mee naar huis. Op straat zagen ze de buurman nieuwsgierig kijken. Jacob begroette hem kort en trok zich verder zo min mogelijk aan van het oordeel dat mogelijk in zijn blik lag. Toen ze eenmaal de voordeur achter zich dicht hadden, ging Jacob zitten op de onderste trede van de trap. Hij boog zijn bovenlijf naar voren en sloeg zijn armen over zijn hoofd. Hij had zijn kind een rotkind genoemd. Wat vreselijk. En dat ook nog buiten, waar mensen het hadden kunnen horen. Maar het ergste was natuurlijk dat Olivier het had kunnen horen. Jacob voelde zich diep zwart van binnen. Wat een narigheid, hoe kon hij hier nog voorbij komen? Hij had zin om keihard te schreeuwen, om iets te roepen waardoor de wereld zich zou realiseren dat alles weer even normaal moest worden. Maar wie zou er luisteren? En wat had het voor zin? Hij voelde zich vlak en leeg worden, alsof hij uit voorzorg om ernstiger uitspattingen te voorkomen al zijn emoties over de hele breedte had gedempt.

Olivier en Noortje waren allebei nog steeds aan het huilen, het was een soort hysterisch huilen op een hogere frequentie dan normaal. Grote uithalen en snikken maakten het een wilde optelsom van heel erg veel volume. Terwijl Jacob op de trap zat had hij het gevoel alsof het geluid hem aan alle kanten omhulde, terwijl hij er tegelijkertijd haast doof voor was. Alsof het hem niks meer kon doen omdat al zijn zintuigen toch al aan hun maximum zaten.

Tenslotte nam de intensiteit af. Het gehuil van de kinderen werd minder, het narige gevoel in Jacob werd minder en alles werd weer iets normaler. Jacob hielp de kinderen uit hun jassen en schoenen en nam ze mee naar de woonkamer. Daar zette hij ze op de bank met elk een koekje. Hij liep naar boven om zijn gezicht even op te frissen in de badkamer. Daarna nam hij plaats naast Olivier op de bank, voorbereid om weer een heleboel spelletjes te doen en boeken te lezen.

 

Die middag zat Jacob boven in de schommelstoel, terwijl de kinderen zichzelf vermaakten. Dit was gelukkig een goede strategie voor gegarandeerd speelplezier. Noortje kwam de kamer binnenlopen terwijl ze een wasmand voor zich uit schoof. Triomfantelijk keek ze Jacob aan. Nu kwam Olivier ook aanrennen met de andere wasmand. Die zette hij naast Noortjes wasmand en hij ging er in zitten. Noortje ging ook in haar wasmand zitten en moest ontzettend giechelen. Jacob keek naar ze, en keek daarna naar buiten. Ze hoefden nu niks, de kinderen waren tevreden. Maar hij vond het toch jammer dat ze niets buiten konden doen.

Met weemoed dacht hij terug aan vakanties die Caroline en hij hadden gehad voordat ze kinderen kregen. Dan reden ze met een tentje achterin de auto naar Zwitserland of Oostenrijk en vulden hun dagen met wandelen en lezen. Ze waren er altijd omgeven door natuur, zodat zelfs de simpele dagelijkse dingen bijzonder werden. Nog steeds had Jacob bij buiten ontbijten het ultieme vakantiegevoel, gewoon omdat dat iets was dat je normaal binnen deed. En dan, op vakantie voor je tentje, ging je ineens gewoon met een jas aan buiten zitten ontbijten ondanks dat het in de ochtend eigenlijk vaak nog best fris was. Jacob herinnerde zich nog een specifieke camping in Zwitserland waar ze op zijn verjaardag naartoe waren gereden. Toen ze eenmaal goed en wel aangekomen waren, de tent hadden opgezet en ze in hun kampeerstoelen ervoor zaten, leek het wel alsof ze ergens terecht gekomen waren waar de rest van de wereld niks vanaf wist. Vlak naast de camping rees een steile, rotsige berghelling omhoog, met her en der toefjes sneeuw die nooit door de zon verwarmd werden. De berghelling was zo rotsig, zo steil en zo hoog dat Jacob niet begreep hoe het kon dat daar pal naast een groen veldje kon liggen waar mensen hun tentjes opzetten. Deze camping stond zo dicht bij al dat moois dat het haast niet waar kon zijn. Maar aan het eind van de middag werd ook wel duidelijk dat die berghelling aan de overkant een nadeel had: de zon verdween er al vroeg achter en liet de camping in kille schaduw achter. De ruige rotsige helling leek dan ineens een stuk dreigender, zo pal naast de camping. Een dag later klommen ze die helling op en ontdekten ze dat de andere kant vol was met leven. Er groeide lage begroeiing in allerlei verschillende groentinten met her en der heide-achtige bloemetjes er tussendoor. Het was de noordkant van de helling waar ze vanaf de camping op uit hadden gekeken.

Terwijl Jacob bewust zijn best moest doen om stil te blijven zitten in de schommelstoel, dacht hij terug aan hoe makkelijk hij het had gevonden om rustig te blijven zitten in een kampeerstoeltje voor de tent. Was dat omdat er zoveel groots in zijn nabijheid was om naar te kijken? Of was het omdat hij lekker moe was geworden van het wandelen, waardoor hij rust in zijn lijf had? Ach, hij wou dat hij dat fijne rustige gevoel nu hier had. Hij had wel zin in zo’n dag waarop je moe en voldaan terugkomt bij de tent en ’s avonds fris gedoucht vroeg in je slaapzak gaat liggen. Maar het was natuurlijk niet alleen door de teken dat dat nu niet de realiteit was. Het kwam ook doordat ze kleine kinderen hadden. Kamperen met kinderen leek Jacob heel gezellig, maar met heel jonge kinderen zag hij het nog niet zo gauw gebeuren. Hij stelde zich al voor wat Noortje zou doen als ze op een camping aan kwamen. Ze zou meteen alles willen bekijken en overal lukraak naartoe lopen. Jacob en Caroline zouden met veel moeite de tent opzetten terwijl ze ondertussen met de ogen in het achterhoofd ook Noortje nog in de gaten zouden moeten houden.

Jacob wiebelde wat met de schommelstoel en keek om zich heen. Olivier en Noortje waren nog steeds druk in de weer met twee wasmanden. Ze klommen er in en er uit en giechelden van de pret. Jacob keek naar het bed van Olivier, met zijn kleurige beddengoed er op. Het stond vol met grote, veelkleurige bloemen met aan één en dezelfde bloem bladeren van paars, blauw en fel groen. Zulke bloemen waren er in de natuur nergens te vinden. Jacob vond het veel te expressief, dat dekbed met veel te veel kleur. Het paste niet, het klopte niet met deze wereld. Want de wereld was grijs en grauw. Het landschap was vlak, er was geen hoog en laag maar alleen maar overal hetzelfde. Jacob voelde zich vlak omdat het zinloos was om nog te praten, te klagen, te schreeuwen, boos te zijn dat ze niet naar buiten konden. Het was zinloos om ergens op te hopen, zinloos om iets te willen. En dus zat hij maar hier, in deze schommelstoel, terwijl hij de tijd liet passeren.

‘Niet doen!’ klonk het ineens. Jacob zag dat Olivier zijn zusje een duw gaf.

Noortje zat nog steeds in de wasmand, maar door de duw van Olivier was die nu omgevallen, met Noortje en al. Ze lag erbij als een rommelig hoopje en begon te huilen, met grote uithalen.

‘Olivier, wat is dat nou!’ riep Jacob boos. Toen bedacht hij zich dat het voor Noortje niet echt fijn was dat hij zo boos schreeuwde terwijl zij juist troost nodig had. Hij pakte haar op en nam haar op schoot op de schommelstoel.

Ondertussen klom Olivier uit zijn wasmand en pakte die op. Boos gooide hij de wasmand Jacobs kant op.

‘Olivier, ophouden daarmee! Wat is dit nou! Niet met dingen gooien!’

Noortje begon door Jacobs geschreeuw nog harder te huilen. Olivier stampte boos de gang in. Daar hoorde Jacob hem rammelen aan het traphekje. ‘Ik wil naar beneden! Ik wil een spelletje doen beneden!’

Jacob voelde een drang om boos tegen hem aan te schreeuwen, het maakte nauwelijks uit wat hij dan zou schreeuwen. Jacob had zin om hem te vertellen dat hij moest ophouden met dit gedoe, dat hij gewoon maar eens zelf moest gaan spelen, dat hij echt geen zin had om een spelletje met hem te doen. En zeker niet nu, nu hij net zijn zusje een duw had gegeven. In plaats daarvan besloot hij iets verstandigers te zeggen.

‘Hé Olivier, je bent boos. Dat snap ik wel. Maar weet je, dat gaat ook weer voorbij. We blijven gewoon even boven, ik zit even met Noortje op schoot op de schommelstoel, en dan kun jij even boos zijn. Dan blijf ik gewoon bij je.’ Jacob pakte Oliviers hand en begeleidde hem rustig terug naar zijn kamer. Olivier liet het toe. Jacob zette hem op de rand van zijn bed, en ging zelf met Noortje weer in de schommelstoel zitten.

Olivier bleef een hele tijd sikkeneurig voor zich uit staren. Maar hij zei niks, hij gooide nergens mee en hij keek ook niet vragend naar Jacob. Die bleef ondertussen rustig zitten met Noortje. Maar van binnen was hij niet rustig. Hij had zin om dat hysterische dekbed van Olivier helemaal plat te slaan, om alle kleur er uit te knuppelen. Hij had zin om alles dat leek alsof het leuk was uit het raam te gooien, of dan toch tenminste helemaal plat te stampen. Zo plat en vlak als het hoorde te zijn in deze wereld. Maar Jacob bleef zitten, met Noortje op schoot.

Na een lange tijd stond Olivier op en pakte hij wat van zijn kleren uit de kast. Hij legde ze verspreid op de grond en ging zitten op een van zijn t-shirts. Noortje schoof van Jacobs schoot af en liep er nieuwsgierig naartoe.

‘Ik speel dat we gaan picknicken,’ zei Olivier. ‘Doen jullie mee? Kijk dan moet je hier op gaan zitten, Noortje.’