Alles moest aan diggelen

Bunkertje van karton

De volgende dag zocht Caroline alles wat ze maar kon vinden over het correct uitvoeren van een tekencheck. Ze zat op haar werk aan de computer en had nu rustig de tijd om een stuk tekst op een beeldscherm echt te lezen, en niet alleen vluchtig terwijl zich een huilend kind aan haar been klampte. Een tekencheck moest binnen 24 uur na de tekenbeet gebeuren, las ze. Teken kunnen trouwens niet uit bomen vallen, las ze. En een tekencheck hield in: het hele lichaamsoppervlak grondig controleren, maar in het bijzonder op de warme verstopplekjes waar teken graag zitten. Er stond niet expliciet of je ook tussen de tenen moest checken. Het zou waarschijnlijk wel een goed verstopplekje zijn, dacht Caroline, maar niet echt bereikbaar als je schoenen had gedragen. Terwijl ze een werkdocument opende op haar beeldscherm liep ze een kinderlijfje na op tekenverstopplekjes: achter de oortjes, onder de oksels, achter de knietjes…

Toen werd er op de deur geklopt. Caroline deelde een kantoor met drie anderen, maar in de praktijk was ze er vrijwel altijd alleen, omdat haar collega’s vaak op pad waren voor hun werk. Caroline vond het heerlijk om dat kantoor voor zich alleen te hebben; in vergelijking met thuis was het zo fijn om in een omgeving te zijn waar ze niet ongevraagd allemaal geluiden op zich af kreeg. Ze schrok dan ook van de onverwachtse klop op de deur. Het was haar collega Henriette.

‘Hoe laat is onze meeting straks?’ vroeg die.

‘Eh, om 2 uur,’ antwoordde Caroline.

‘Moet ik nog iets voorbereiden?’

Caroline had eigenlijk op dit moment geen idee meer waar die afspraak ook alweer over zou gaan. Haar hoofd was nu gericht op kinderlijfjes en tekenverstopplekjes. Ze voelde zich even waanzinnig incompetent, maar dat ging eigenlijk gedeeltelijk ook over het gevoel dat ze geen grip had op die tekenchecks, dat ze niet volledig zeker was of ze alle tekenverstopplekjes wel goed in de smiezen had. Ze blufte zich door de vraag van haar collega heen. ‘Nee hoor,’ zei ze, ‘laat de voorbereiding maar aan mij over.’

Toen Henriette even later weg was, zat Caroline stompzinnig voor zich uit te staren. Nu had ze het idee dat ze én haar werk niet onder controle had, én haar gedachten over de tekencheck niet had kunnen afmaken. Haar brein voelde als blubber, een beetje zoals het ook had gevoeld tijdens haar twee zwangerschappen. Ze stond op om even naar de WC te gaan, ook al hoefde ze eigenlijk niet. Toen ze daarvan terug liep naar haar kantoor wist ze ineens weer waar de afspraak met haar collega over zou gaan. Ze had die gepland om van Henriette eens te horen over het project waar die nu aan werkte. Dat ze de voorbereiding daarvan wel aan Caroline kon overlaten was dus nogal een misplaatste bluf geweest. Maar ach, wat deed het er eigenlijk toe, in het grotere geheel van het leven?

Toen Caroline die middag naar huis fietste ging ze in gedachten alle verstopplekjes op een kinderlijfje nog eens bij langs. Ze fietste de meest kaarsrechte route naar huis, over een breed fietspad dat gemaakt was voor forenzen. Voor haar strekte de weg zich nog een heel eind uit. Terwijl ze haar blik richtte op de brug verderop – waar ze nog zeker tien minuten naar zou kunnen kijken voordat ze er daadwerkelijk zou arriveren – probeerde ze de tekenchecks los te laten. Op dit moment was ze aan het fietsen. Tijdens het fietsen kwam ze niet bij teken in de buurt, ze hoefde nu niks met een tekencheck. Ze hoefde alleen maar rondjes te draaien met de trappers om tenslotte bij die brug uit te komen. Maar de tekencheck bleef maar als een soort zwarte vlek op haar netvlies zitten, zoals wanneer je een tijd in het licht hebt gekeken.

Caroline keek om zich heen naar het landschap waar ze doorheen fietste en probeerde daar gedachten over te hebben in plaats van over teken. Ze kwam langs weilanden vol met koeien. Ze kwam langs lege weilanden waar geen enkel dier in stond. En ze kwam langs gigantische windmolens. Toen ze vrij dicht langs de windmolens fietste hoorde ze de wieken zoeven en vroeg ze zich af of ze dit eigenlijk nog natuur konden noemen. Het was een boerenlandschap, eigenlijk bijna industrieel. Er waren dan nog wel dieren en planten te vinden, en gelukkig niet al te veel bestrating. Maar ondertussen trapte ze vooruit over de rechte lijn van het asfalt en concludeerde ze dat ze het liefst in een ander soort natuur zou zijn. Een stuk bos met allerlei verschillende vegetatie laag bij de grond. Of een weiland vol met wilde bloemen die tussen het hoge gras stonden. Het liefst zou ze met haar blote voeten door het gras rennen en de sprieten tussen haar tenen voelen kriebelen. Maarja, dat was – in een wereld waarin je voorzichtig moest zijn voor teken – wel zo ongeveer het meest onverstandige dat ze zou kunnen doen.

Toen Caroline tenslotte thuis kwam trof ze drie uitgetelde jonge honden op de bank: Jacob, Olivier en Noortje zaten op een hoopje in de hoek van de bank filmpjes te kijken op de tablet. Jacobs schoot zat vol met de twee kinderlijfjes die tegen hem aan hingen. Ze zagen er afgepeigerd uit; Jacob had ze vast weer eens flink laten rennen ergens buiten. Als hij een dag met de kinderen had, gingen ze altijd wel ergens heen om iets leuks te ondernemen. Carolines eerste gedachte toen ze ze zo zag, was: zou hij al een tekencheck hebben gedaan? Maar ze besloot de vraag niet te stellen. In plaats daarvan gaf ze ze alledrie een aai over hun bol en liep daarna naar de keuken, waar een dampend ovengerecht zichzelf stond gaar te koken.

Aan de avondmaaltijd vertelde Olivier honderduit over hun avonturen van die dag.

‘We waren naar de Wildernis, mama, en we zagen de grote koeien!’

‘Boe!’ zei Noortje. Ze moesten er allemaal om lachen en Noortje keek tevreden naar de lachende gezichten om haar heen.

‘Mama, maar we zagen dus koeien!’

‘Ik hoorde het, jongen,’ zei Caroline. Ze zat lekker te eten van de ovenschotel terwijl Olivier zijn verhaal deed. Ook Jacob zat met grote toewijding te eten. Hij wist net zo goed als Caroline dat je de kans om even ongestoord te eten meteen moest aangrijpen.

‘We waren dus naar de Wildernis, en ik was héél hoog op de schommel. Wel zó hoog!’ Trots hield hij zijn armen hoog in de lucht, om aan te geven hoe hoog hij geschommeld had. Prompt deed Noortje ook haar armen omhoog en keek vrolijk van Caroline naar Jacob. Haar armen kwamen nauwelijks hoger dan het topje van haar hoofd, maar uit alles bleek in elk geval de intentie om zich zo lang mogelijk te maken.

‘En mama,’ ging Olivier verder, ‘er was ook een kalfje in de speeltuin. Een kalfje van de grote koeien!’

Meteen verscheen het onderwerp tekencheck weer duidelijk op Carolines netvlies. Ze knipperde even intern met haar ogen om het weg te krijgen. Tot nu toe had ze het redelijk weten te negeren, maar nu kreeg het een steeds explicietere vorm. Zouden die koeien ook teken bij zich dragen?

‘Ja,’ zei Jacob, ‘er kwam een kalfje van de Schotse hooglanders zo onder het hekje door, de speeltuin in! En wat deed het kalfje, Olivier, weet je het nog?’

‘Het kalfje ging schommelen!’

‘Wat, ging het kalfje schommelen?’ riep Caroline uit. ‘Hoe dan?’

‘Zo!’ zei Olivier. En hij bewoog een beetje met zijn hoofd naar voren en naar achteren, waarbij hij als een kippetje zijn nek introk en weer uitstrekte. Caroline keek vragend naar Jacob.

‘Inderdaad, Olivier,’ zei die. ‘Het kalfje duwde met zijn kop tegen de schommel aan.’

‘Hé, Noortje, blijf maar even zitten op je billen!’ Dit keer was Caroline degene die ingreep. ‘We zijn nog lang niet klaar met eten. Okée, Noortje is klaar. Noortje, even nog je handen en je toet schoonmaken. Zo.’ Caroline veegde Noortje schoon met een doekje en tilde haar uit de stoel. Gauw ging Caroline weer op haar eigen stoel zitten, voordat Noortje zou proberen daar ook op te klimmen. Maar Noortje kroop onder de tafel en begon daar te experimenteren met het plasje water dat was ontstaan doordat ze eerder haar beker water over tafel had omgegooid. Ze sloeg met haar vlakke hand op het water en giechelde om de spetters die ze maakte.

‘Mama,’ zei Olivier. ‘We hadden nog veel meer gedaan in de speeltuin, hoor.’

‘Ja? Vertel.’

‘Nou, dat kalfje ging dus schommelen, en ik ging schommelen, en eh…’ Het was duidelijk dat Olivier graag aan het woord wilde blijven, maar dat hij eigenlijk niet wist wat hij nog verder moest vertellen.

‘Dat klinkt leuk, liefje. Neem je straks ook een hapje eten?’ zei Caroline. Hij had alleen nog maar een hoge berg van rijst gemaakt zodat hij daarnaast de ruimte had om de boontjes en de paprika op aparte hoopjes te sorteren.

‘Jahaaa.’

‘En hebben jullie eigenlijk ook al een tekencheck gedaan?’ Caroline keek naar Jacob, maar die keek net op dat moment geërgerd naar een mouw van zijn grof gebreide schipperstrui, die bijna in zijn eten terecht kwam. Hij was al de hele maaltijd lang bezig om de mouwen voortdurend omhoog te schuiven om te voorkomen dat die, slobberig als ze waren geworden, in zijn bord hingen. Telkens schoven de mouwen weer naar beneden. Misschien waren ze wel zo slobberig geworden juist omdat hij ze zo vaak omhoog schoof tot over zijn ellebogen.

Caroline keek naar Olivier, die net op een hap aan het kauwen was. Die schudde zijn hoofd.

‘Nee, geen tekencheck gedaan? Nou, dan moeten we dat vanavond nog maar even doen.’ Caroline probeerde ontspannen te klinken terwijl ze het zei. Of dat lukte, wist ze niet. Ze keek om zich heen en zag de rommel van het koken nog op het aanrecht liggen. Groenteschillen, plastic verpakkingsmateriaal; Jacob legde het spul altijd maar lukraak ergens neer als hij bezig was met koken. Hij kon heerlijk koken, maar als hij kookte dan was hij ook echt alleen maar aan het koken. Alvast een beetje opruimen of minimaal netjes werken tijdens het koken was er niet bij. En dus kwam die taak, waarvan Caroline vond dat die eigenlijk onderdeel was van het koken, altijd bij de afwasser terecht. En dan gold natuurlijk ook nog eens: wie heeft gekookt hoeft niet af te wassen.

‘Oh ja,’ zei Jacob, ‘ik zal straks de tekencheck doen.’

Opgelucht liet Caroline haar schouders weer een beetje zakken en veegde ze de zwarte vlek die de tekencheck op haar netvlies had achtergelaten weg. Het hele onderwerp kon weer in een doosje worden opgeborgen: zolang ze netjes een tekencheck zouden doen, hoefde ze nergens bang voor te zijn. En hoefde ze alleen die enorme afwas nog weg te werken.

 

Maar na het eten bleek algauw dat de kinderen zo vreselijk moe waren dat ze alleen nog maar puf hadden om hun pyjamaatjes aan te trekken en een verhaaltje te lezen. Dus zette Caroline de volgende ochtend na het ontbijt weer een stoel in de woonkamer om een blote-kindertjes-wasstraat te maken. De muziek ging aan en de kleertjes gingen uit, en even later kon ze uitgeput maar tevreden vaststellen dat er geen teken waren aangetroffen. Ze hoopte maar dat Jacob zichzelf nog had gecheckt. Daar zou ze hem vanavond nog even aan herinneren. Ze liet de muziek nog even aan staan en keek naar haar uitgelaten kroost, dat nog in hun blootje door de kamer danste. Olivier was druk bezig om op allerlei verschillende manieren op en over de bank heen te klauteren. Hij kwam keihard op de bank aanrennen en dook dan op de zitting; hij klom op de bank en op de zijleuning en sprong er dan weer vanaf; hij klom op de bank en probeerde zichzelf dan over de rugleuning van de bank heen te laten glijden zodat hij op het speelkleed daarachter terecht kwam. Bij al deze toeren vouwde zijn slungelige lange lijf zich handig in de juiste bochten. Noortje probeerde hem na te doen, maar dat lukte haar nog niet. De aanblik van dat kleine, mollige lijfje dat een been over de te hoge rugleuning van de bank probeerde te leggen, was aandoenlijk. Gelukkig vond Noortje het geen enkel bezwaar dat het haar niet lukte, want ze lachte vrolijk mee met Oliviers opperbeste stemming. Ondertussen vroeg Caroline zich af of ze nog puf zou hebben om deze tekencheck vanmiddag nog een keer te doen. Ze zouden vast wel nog een keer naar buiten gaan op deze dag. Misschien moesten ze het maar bij een geasfalteerd rondje wandelen houden.

Terwijl de muziek nog aan stond en de kindertjes nog aan het dansen waren, liep Caroline even naar haar telefoon om naar het laatste nieuws te kijken. Ze scrolde door de koppen heen, maar registreerde er weinig van. Eigenlijk keek ze nergens naar, behalve naar eventueel nieuws over teken. En ja hoor: Sterfgevallen door tekenbeten nu ook in Limburg en Brabant. Caroline voelde haar schouders op een verkeerde hoogte verstijven terwijl ze naar het beeldscherm bleef staren. Limburg en Brabant, dat was veel verder van Drenthe af dan zij! Als die teken helemaal daar waren aangetroffen dan zouden ze echt met gemak in een Groningse speeltuin kunnen zitten! Was er misschien gisteren al iets op het nieuws geweest over Groningen? Had ze dat gewoon gemist? Ze had helemaal niet gekeken naar het nieuws. Ze klikte nu de kop aan om het artikel te lezen, en probeerde er snel even doorheen te scannen om te zien of er ook iets over andere plekken in Nederland stond. Maar haar gedachten sprongen heen en weer en ze kon haar aandacht niet richten op de tekst, dus ze las eigenlijk niks. Ze probeerde zichzelf er weer bij te halen en nu gewoon van boven naar beneden te lezen, in plaats van door de tekst heen te springen, maar het lukte niet.

‘Mama!’ riep Olivier. Hij trok aan Carolines broekspijp.

‘Ja, wacht even Oliviertje,’ zei ze. Ze probeerde nog even verder te lezen.

‘Mama, kijk dan!’

‘Ja, ik zal zo kijken, jongen, wacht even.’

‘Maar mama, je moet kijken!’

‘Wacht nou even!’ schreeuwde ze geërgerd. Dat gebeurt er dus als je op je telefoon probeert te kijken terwijl er kinderen in de buurt zijn.

‘Ja maar mama, kijk nou, Noortje staat op tafel!’

‘Wat?’ Caroline keek naar de tafel en zag daar Noortje staan, helemaal in haar blootje, dansend op de tafel terwijl ze probeerde de lamp boven de tafel te grijpen. Caroline rende er naartoe en plukte haar van tafel. Vrolijk probeerde Noortje met een vingertje op Carolines neus te drukken terwijl die haar op de arm had. Toen keek Caroline naar de tafel en zag dat ze een plasje had gedaan, bovenop de tafel. Vlak naast een pot pindakaas.

‘Hè, jongens, ik zat even helemaal niet op te letten,’ zei Caroline. ‘Goed dat je het zei, Olivier.’ Ondertussen pakte ze een handdoek uit een keukenkastje en maakte een punt ervan nat om Noortje een beetje mee schoon te kunnen maken. Ze ging met haar op de bank zitten, maakte haar schoon en droog en kleedde haar weer helemaal aan. Caroline hielp Olivier om zich ook weer aan te kleden. Daarna maakte ze de tafel schoon en tenslotte plofte ze uitgeteld op de bank.

‘Wat gaan we vandaag doen, mama?’

‘Eh, weet ik niet, jongen. Ik ga eerst even zitten.’

‘Zullen we weer naar de Wildernis?’

Ach ja, zo ging het vaak op een dag nadat Jacob met de kinderen op pad was geweest. Dan had hij zoiets leuks met ze gedaan dat ze hoge verwachtingen hadden voor de volgende dag. En dat terwijl ze eigenlijk van plan was om gewoon thuis met ze te blijven vandaag. Of in ieder geval niet naar buiten te gaan. Of nou ja, wel naar buiten, maar niet echt naar buiten. Niet de natuur in. Alleen geasfalteerd naar buiten.

‘Ik wil liever niet naar de Wildernis, Oliviertje. Zullen we gewoon vanmiddag bedenken waar we dan zin in hebben?’

‘Is het nu vanmiddag?’ vroeg Olivier.

‘Het is nog niet vanmiddag. Maar we gaan straks even wat boodschappen halen en dan is het tijd voor lunch. Dus dan zien we daarna wel even waar we vanmiddag nog zin in hebben.’

‘Okée.’

Die middag nam Caroline de kinderen maar even mee naar de bieb. Daar was het in elk geval gegarandeerd tekenvrij, want nog een tekencheck had ze echt niet meer in zich. In de bieb konden ze zich altijd prima vermaken gelukkig. Olivier verzamelde eerst een grote stapel boeken en nestelde zich daarmee in een stoel om ze rustig een voor een te kunnen bekijken. Caroline had er geen omkijken naar – al vond hij het wel belangrijk dat ze in de buurt bleef. Noortje ging juist alle kanten op. Ze pakte een boek uit een kast en legde die op een stoel, pakte dan weer ergens anders een boek en legde die op een andere stoel. Soms pakte ze ook gewoon een boek om dat vervolgens op een verkeerde plek in een andere kast weer terug te zetten. Caroline was voortdurend bezig om de chaos die ze had veroorzaakt weer tot orde te herstellen.

‘U bent zeker wel blij als ze ’s avonds slaapt,’ vroeg een oudere dame, die geamuseerd toe keek.

Caroline knikte, maar ze had geen tijd om te antwoorden want Noortje stapte alweer enthousiast ergens anders naartoe. Ze had de oudere dame wel willen antwoorden dat het nogal wat uitmaakt in welke omgeving je de dag met die kindjes doorbrengt. In een ordelijke omgeving zoals de bieb is het tamelijk vermoeiend om Noortje in het gareel te houden, terwijl het in de bekende en ietwat saaie omgeving van thuis juist moeilijk is om Olivier in het gareel te houden. Maar in de natuur vond ze de kinderen niet vermoeiend, daar voelde hun drukte niet als druk. Daar konden ze lekker hun gang gaan en was er altijd wel iets te beleven.

 

Toen de kinderen die avond in bed lagen vroeg Caroline aan Jacob of hij het nieuws had gelezen. Ze zaten ieder in een hoek van de bank, elk met een eigen dekentje over zich heen.

‘Ja, ik heb wat gezien over teken in Limburg en Brabant, bedoel je dat?’

‘Ja, dat inderdaad. En iedereen wordt nu ook geadviseerd om een tekencheck te doen na een bezoek aan de natuur.’

‘Ja, ik zag het.’

‘Maar wat nou als die teken ook hier in Groningen zitten?’

‘Tja, daarvoor doen we die tekencheck, toch?’

‘Ja, dat is ook zo.’ Caroline staarde even voor zich uit en nam een slokje thee. Wat ze zag terwijl ze in de leegte staarde was een bunker, een stevige bunker waar ze zich in kon verschuilen. Ze had braaf opgezocht hoe ze goed een tekencheck moest doen en had daarmee veilige muurtjes om zichzelf heen opgetrokken. Het had haar een veilige bescherming geboden. Maar ineens verbrokkelde het beeld voor haar ogen, en zag ze voor zich dat wat een veilige bescherming had geleken eigenlijk een kartonnen doos was die met wat regen of wind gemakkelijk tot pulp zou vergaan. Wat nu als haar toevluchtsoord waardeloos bleek te zijn?

‘Maar wat nou als we die tekencheck niet goed genoeg doen?’ vroeg ze aan Jacob, die inmiddels weer zijn boek had opgepakt. Het was een boek van groot formaat met veel illustraties – weer één of ander boek over kunst of architectuur. ‘Wat als we toch een keer een teek missen? Hoe weet ik nou of ik die check wel goed doe?’

‘Ja, dat weet ik ook niet.’ Vluchtig keek hij op van zijn boek. ‘Maar ik heb er wel vertrouwen in dat jij die check goed doet.’

‘Daarom liet je ’m zeker ook graag aan mij over vandaag?’ Caroline probeerde het plagerig te zeggen maar ze was zo moe dat er toch wat venijn in doorklonk.

‘Inderdaad. Jij bent chef tekencheck.’ Met een brede glimlach keek hij haar nu recht aan.

‘Ah nee zeg, dat moet je niet zeggen! Ik wil niet chef tekencheck zijn. Dan ben ik helemaal alleen verantwoordelijk!’

‘Nee, ik zal natuurlijk ook checken op teken, wees maar niet bang. Maar ik was wel onder de indruk dat je dat zo inventief had aangepakt.’

‘Ja?’ Caroline vond het best fijn om te horen dat hij vond dat ze het handig had aangepakt.

‘Ja, zeker, de kinderen hadden er plezier van, en je hebt er iets leuks van gemaakt voor jezelf.’

‘Nou, leuk… ik vond het maar veel werk hoor.’

‘Oh, dat wist ik niet. Okée, nou ik zal zorgen dat ik ook mee help met teken checken.’

‘Fijn.’ Caroline nam nog een slokje thee, terwijl Jacob zich weer over zijn boek boog. Daarna stond ze op om een reep chocola uit de keuken te pakken. Nu de kinderen in bed lagen konden de ouders eindelijk even ongemerkt snoepen. Ze brak een stukje voor Jacob af en legde het op een schoteltje dat ze naast hem neerzette. Toen ze weer was gaan zitten begon ze toch te twijfelen. Haar gedachten gingen een oneerlijk argument aan met zichzelf, ze probeerden haar ervan te overtuigen dat de tekencheck een goed idee was, terwijl steeds tussendoor het beeld voor ogen flitste van de kartonnen bunker die door de weersinvloeden tot pulp verging. Even was ze verstandig en waren de bedachte gedachten dominant; dan zag ze een stevige bunker waar ze veilig in kon wegduiken. Dan kreeg haar onderhuidse gevoel weer de overhand en verregende de hele bunker tot zompige kartonpulp. Terwijl ze heen en weer bleef denken voelde ze wat druk op haar borst, alsof er een zwaar gewicht op haar leunde. Een gewicht dat ze kon verlichten door de juiste strategie te kiezen. Ze concentreerde zich op de stevige bunker, van beton in plaats van karton, en metselde er nog even een extra stevige muur omheen.

‘Jacob,’ zei ze na een tijdje. ‘Zou het niet toch veiliger zijn om een tijdje niet de natuur in te gaan? Dan weten we zeker dat de kinderen geen teken mee naar huis nemen.’

‘Ja, dat zou wel het veiligst zijn misschien,’ zei Jacob. Hij legde zijn boek weg en zag nu pas de thee en chocola die Caroline voor hem had neergezet. ‘Maar dan mis je wel de natuur. Dat is toch jammer?’

‘Ja, dat is jammer.’

‘Dat vinden de kinderen ook heel jammer, dat weet ik zeker,’ zei Jacob.

‘Ja, dat is ook zo.’

‘En hoeveel mensen zijn er nu eigenlijk overleden?’ vroeg Jacob. ‘Volgens mij valt het best mee met de kans.’

‘Is dat zo? Hoe weet je dat?’ Caroline voelde zich er op de een of andere manier een beetje zenuwachtig over.

‘Nou, het gaat maar om een paar sterfgevallen in Drenthe dacht ik.’

Caroline voelde weer de fladderigheid van de avond tevoren, alsof ze geen grip kon krijgen op de wereld. De rechthoekige vorm van het doosje waar ze alles in had opgeborgen veranderde in iets vaags, iets ongrijpbaars. Ze had zich eigenlijk nooit afgevraagd hoeveel sterfgevallen er precies waren geweest. Jacob had er een keer iets over gezegd aan tafel, toen had hij een paar incidentele gevallen als voorbeeld genoemd. En daarna had ze een krantenkop gelezen over de gevallen in Limburg en Brabant. Maar hoeveel waren het er nou in totaal? Ze had geen idee. Maar elk sterfgeval was er een teveel, toch? Ze kneep met haar ene hand in haar andere hand en voelde de zweterigheid van haar klamme handen. Ze had het gevoel dat ze helemaal niet kon overzien wat de situatie precies was. Ze kende de getallen niet, zou het niet handig zijn om de getallen precies te weten? Hoeveel mensen waren er dood? Hoeveel teken waren er in totaal? Waar zaten die teken, zaten ze ook in speeltuinen? Waren er eigenlijk ook al kinderen overleden? Als ze die informatie precies zou weten, dan zou ze misschien een verantwoorde afweging kunnen maken tussen buiten spelen met tekenchecks of binnen blijven. Maar nu had ze gewoon geen idee.

‘Waar ben jij met je gedachten?’ vroeg Jacob.

‘Oh, ik dacht even na over wat je zei. Over dat het maar een kleine kans was. Maar ik weet niet precies hoe klein. En ik vind het gewoon eng.’

‘Ja?’ zei Jacob. ‘Wat vind je eng dan?’

‘Dat er mensen dood gaan.’

‘Ja, dat snap ik wel. Maar er gaan elke dag mensen dood. Door auto-ongelukken, door ziektes, door allerlei redenen.’

‘Is dit geruststellend bedoeld?’

Jacob moest lachen. ‘Een beetje wel, ja. Want de natuur steekt nu eenmaal zo in elkaar dat we een keer dood gaan. Maar de natuur steekt ook zo in elkaar dat ze ons allerlei mooie dingen te bieden heeft. En als je helemaal niet meer naar buiten wilt gaan omdat je bang bent voor een kleine kans op een tekenbeet, wat moet je dan nog in het leven?’

‘Ja, dat weet ik ook niet. Binnenzitten, denk ik.’ Caroline probeerde er een grapje van te maken, maar ze wist oprecht niet wat een mens moest in het leven. Een beetje prettig de dag doorkomen, dacht ze.