Alles moest aan diggelen

Opgeborgen

Teruggekomen van het fietsen trof Jacob die middag twee blote kinderen aan, en een oververmoeide moeder die in de keuken stond. In zijn benen voelde Jacob de loomheid van even stevig gefietst hebben, een soort zwaar en soepel gevoel waar je je het liefst helemaal aan over zou willen geven. Caroline was juist een en al starheid: haar houding aan het aanrecht was onhandig en een beetje statisch, alsof ze tijdens het koken een keer een beetje voorover had gebogen om kracht te zetten met het snijmes op de plank, en sindsdien niet meer de moeite had genomen om weer rechtop te komen. Jacob legde even een hand op haar rug om haar te begroeten, maar die schudde ze geërgerd weer van zich af.

‘Papa!’ riep Olivier vanaf de bank, waar hij in zijn blootje druk aan het springen was.

‘Ja, jongen.’ Jacob ging naast hem op de bank zitten, en stuiterde daar wat op en neer door Oliviers drukte.

‘Papa, we hebben vandaag de takenik gedaan!’

‘De wat?’

‘De takenik!’ Olivier riep het veel te hard en buiten adem, vanwege het gespring.

‘Wat is dat?’

Olivier begon iets uit te leggen maar het was onverstaanbaar omdat Noortje gillend naar de bank kwam rennen, waar ze vol overgave tegenaan plofte. Jacob aaide over haar hoofd, dat even kort rust nam op de bank, waarna Noortje weer terug naar de keuken rende, met het nodige gegil erbij.

‘Papa, je moet luisteren!’ zei Olivier. ‘Een takenik, toen ging mama onder onze oksels kijken enzo. We deden net alsof we een auto waren in de autowasser. Ofzoiets.’

‘Oh, je bedoelt de tekencheck? Heeft mama gecontroleerd of jullie teken hadden?’ Olivier knikte fanatiek. ‘Zijn jullie daarom bloot?’ Weer knikte Olivier fanatiek. ‘En een beetje hyper?’

Olivier hield zijn hoofd een beetje scheef. ‘Wat betekent hyper?’

‘Dat je een beetje druk bent, jongen.’ Olivier knikte met een brede glimlach erbij. En daar kwam Noortje weer gillend aanrennen.

‘Eten is klaar!’ riep Caroline vanuit de keuken. ‘Iedereen even kleren aan en aanschuiven maar!’

Aan tafel was de vermoeidheid duidelijk van Carolines gezicht af te lezen. Haar toch al smalle wangen leken nu nog meer ingevallen, en haar ogen leken wat van hun normale fel zwarte glans te hebben verloren. Ze draaide zich naar Noortje om haar een hapje voor te leggen en toen ze zich weer recht draaide trok ze met wat ergernis haar bloesje weer recht. Jacob observeerde het en voelde zich plaatsvervangend wat benard. Hij bewoog wat met zijn schouders omhoog en omlaag om ze los te maken, en haalde een hand door zijn blonde krullen. Maar het hielp niet, hij voelde nog steeds de benardheid om hem heen hangen. Even voelde hij de plotselinge drang om zijn mes en vork door de kamer te gooien. Het liefst tegen het raam, zodat dat ook aan diggelen zou gaan. Het was een vluchtig moment, een kort visioen van een uitspatting waar hij natuurlijk niet aan toe gaf. Hij schrok er van, maar algauw was hij het weer vergeten.

‘Zal ik straks de kinderen even klaarmaken voor het slapen? Dan doe ik daarna de afwas wel, hoef jij straks alleen even erbij te gaan liggen op de slaapkamer. Je ziet er moe uit.’

Caroline knikte dankbaar.

Toen Jacob bijna klaar was met de afwas ging zijn telefoon. Hij zat net op zijn knieën op de grond om met een doekje nog even de restjes eten van de vloer op te vegen. Hij stond op om op het geluid van zijn telefoon af te gaan, en na enig zoeken vond hij het ding onder een stapeltje brieven in de kast. Hij zag dat het zijn moeder was die belde.

‘Ha, kind, hoe is het met jullie? Zijn jullie ook lekker even buiten geweest met de kindjes?’

‘Ja, mam,’ zei Jacob. ‘We waren even naar de speeltuin.’

Jacobs moeder begon een gesprek altijd met een vraag die leek alsof ze naar hem vroeg, maar het was onvermijdelijk bedoeld om een onderwerp te openen waar ze het zelf graag over wilde hebben. Iets waarvan ze vond dat hij er iets mee moest. Zo ook deze keer.

‘Ah, wat leuk, de speeltuin! Daar hadden mijn kleinkinders vast veel plezier van. Hé, en ik belde je even omdat ik op het nieuws had gehoord dat er iets was met teken in Drenthe. Heb je dat ook gehoord?’

‘Ja, heb ik gehoord.’

‘Okée. Dus je hebt de kinderen wel even gecontroleerd op teken hoop ik?’

‘Ja hoor, mam, komt goed.’

‘Komt goed? Wat betekent dat nou weer?’

‘We zorgen heus goed voor onze kinderen, dat is wat het betekent.’

‘Dat weet ik jongen. Maar dit is echt belangrijk, zo’n tekenbeet kan levensgevaarlijk zijn. Dus heb je de kinderen gecheckt of niet?’

Jacob was tijdens het bellen terug gelopen naar de eettafel en staarde nu naar de etensresten die nog op de vloer lagen. Er lagen ook wat snippers papier van toen Olivier eerder die middag aan tafel had zitten knutselen. Jacob keek ernaar en had zin om alles wat nog op tafel lag ook in één beweging op de grond te vegen. Hij had zin om een nog grotere zooi te maken. Maar hij deed het niet, en gooide in plaats daarvan het schoonmaakdoekje waar hij eerder mee in de weer was geweest in de wasbak. Ach, dacht hij, morgen zit ik daar toch weer de vloer schoon te maken, dan ruim ik dat kleine grut dan wel op.

‘Ja mam, Caroline heeft de kinderen op teken gecheckt,’ zei hij tegen zijn moeder. Jacob liep naar de bank en ging daar zitten.

‘Nou, mooi, lieverd. En hoe is het verder?’

‘Ja, wel goed. Ik was nog bezig met de afwas. Het was een beetje onrustig hier, vanwege die tekencheck. Iedereen moe en met veel gedoe naar bed enzo.’

‘Oh? Nu nog bezig met de afwas? Ja en ik dacht: lukt dat wel met die kleine aapjes, om ze goed te controleren op teken? Want het is wel belangrijk dat je dat goed doet hè? Ik dacht nog namelijk: ik had vroeger een trucje om jullie tanden te kunnen poetsen. Dan had ik een stopwatch en dan vroeg ik jullie om zo lang mogelijk je mond open te houden. Elke dag noteerden we dan hoelang het die keer gelukt was. Misschien zou je ook wel zoiets kunnen doen met Olivier en Noortje als ze stil moeten staan voor de tekencontrole? Want het is wel echt belangrijk om goed te controleren hoor.’

‘Ja, dat klinkt ook als een goed idee, mam. Maar het is al gelukt.’ Jacob vroeg zich af waarom zijn moeder hier nu over belde, op dit tijdstip. Had ze niet door dat de kinderen nu al in bed lagen en dat ze die tekencheck allang achter de rug hadden voor vandaag? Jacob had ineens het gevoel alsof hij zich al de hele avond aan het inhouden was, alsof er muren om hem heen stonden die hij niet kon zien en zelfs niet kon voelen als hij er tegenaan zou stoten, maar die hem er toch van weerhielden zich vrij te bewegen. Jacob was wel zat van het gepraat over die tekencheck, en dat terwijl hij hem niet eens had hoeven uitvoeren. Maar wat een belemmering. Wat een rigide gedoe. Al het fijne van buiten geweest zijn, dat soepele maar tegelijk zware gevoel maar dan op een fijne manier, dat werd meteen teniet gedaan door de truttigheid van een tekencheck. En waarom? Was het überhaupt nodig om die check te doen? Weer voelde hij de drang om iets te gooien, maar er was nu behalve zijn telefoon niets binnen handbereik. Hij had zin om een steen van de grond te pakken, een steen die ooit van een groot indrukwekkend rotsblok was afgebrokkeld, en daarmee de onzichtbare muren kapot te gooien.

Maar ach, dacht hij toen, je moet je ook niet alles aantrekken wat die oudere generatie zegt, je moet ze ook een beetje ruimte geven om bezorgd te zijn over hun kleinkinderen. Hij besloot nog maar even wat meer toelichting te geven om zijn moeder gerust te stellen. ‘Caroline had er een soort auto-wasstraat van gemaakt waar de kindjes doorheen moesten komen kruipen zodat ze ze even kon controleren op teken als ze langskwamen. Dat werkte prima. Het was een beetje vermoeiend voor haar, dat was alles. En de kinderen waren er wat hyper van.’

‘Oh, wat slim, lieverd! Maar dat klinkt ook wel erg vermoeiend inderdaad. Ook wel net iets voor jullie hè, om zo met de kinderen samen te werken voor zoiets. Mooi hoor, dat jullie dat zo doen. Bewonderenswaardig. Daar moet je wel echt de inzet voor hebben.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, laat ik het zo zeggen: als ik vroeger dingen voor elkaar moest krijgen bij jou en je broers, dan vroeg ik niet om jullie instemming. Dan deed ik dat gewoon, en dan wisten jullie dat jullie moesten gehoorzamen.’

Ah, dacht Jacob. Nu waren ze toch weer aan het bespreken hoe hij de dingen anders zou moeten doen. ‘Ja, ik weet het nog goed, mam. Maar we vinden het belangrijk dat de kinderen niet alleen nu gehoorzamen omdat we nu nog het overwicht hebben. We willen graag dat ze met ons samenwerken zodat we dat kunnen volhouden, ook als ze groter en sterker zijn dan wij.’

‘Ja, dat is ook zo, lieverd. Dat klinkt ook mooi. Ik hoop dat het je gaat helpen in de pubertijd, als de kinderen door krijgen dat ze hun eigen gang kunnen gaan. Poeh, ik weet nog goed hoe dat met jullie was.’

‘Ja. Nou, maar mam, ik was dus nog bezig met de afwas.’ Hoe kreeg zijn moeder het eigenlijk voor elkaar om altijd precies op het verkeerde moment te bellen, vroeg hij zich ineens af, terwijl hij opstond van de bank om een pot thee te gaan zetten. Die afwas zou hij morgen wel afmaken.

‘Ohja. Nou, ik wou je nog even vertellen dat ik vandaag Annemieke tegen gekomen was.’

‘Annemieke? Wie is dat?’

‘Die vroeger op jullie opgepast heeft, weet je nog? Zij heeft nu zelf ook kinderen die al studeren. Beide kinderen zitten op de universiteit.’

‘Nou, wat mooi voor Annemieke. Maar nu ga ik echt weer even verder.’

‘Ohja. Nou, fijn om te horen dat je de boel onder controle hebt, kind. Goed blijven controleren op teken hè, altijd overal checken, ook tussen de teentjes en in de liezen enzo.’

‘Ja, mam.’

‘Goed, kind. Dag hoor!’

‘Dag mam.’

 

Toen Jacob en Caroline die avond in bed lagen, viel Jacob zoals altijd snel in een soort sluimertoestand. Zijn ledematen voelden heerlijk zwaar en hij gaf zich over aan de onlogische gedachten die in zijn hoofd omhoog borrelden. Het was toch leuk dat er een eekhoorntje op tafel had gezeten tijdens de avondmaaltijd, dacht hij. Maar waarom zat dat eekhoorntje eigenlijk bovenop de tafel? Zij zaten toch gewoon op stoelen. Volgende keer zou hij het eekhoorntje er even op aanspreken. Terwijl hij weer een beetje boven water kwam met zijn gedachten glimlachte hij om de vreemdheid van waar zijn hersenen toe in staat waren. Hij hoorde Caroline naast zich onrustig omdraaien. Dat had hem waarschijnlijk wat terug naar de oppervlakte van zijn gedachten gebracht. Hij gaf zich weer over aan de wonderbaarlijke dieptes en liet zich er in wegzakken. Uit bed opstaan, dat is toch iets dat we elke dag opnieuw doen, dachten zijn gedachten. Het lijkt ook elke keer vreselijk op elkaar. Hij zag voor zich hoe ze elke dag opnieuw dezelfde bewegingen maakten, alsof hij het spiegelbeeld van die handeling steeds herhaald zag in twee spiegels die elkaar reflecteerden. Steeds maar weer rechtop komen zitten, steeds maar weer die benen uit bed zwaaien. Hij draaide zich om, werd weer wat wakkerder, en zag dat Caroline op de rand van het bed zat. Zachtjes stond ze op en liep de kamer uit.

Nogmaals liet Jacob zich wegzakken in zijn sluimerstand, maar dit keer lukte het niet. Hij hoorde Caroline rommelen in de badkamer. Ze had het licht aangedaan en hij hoorde de deurtjes van het spiegelkastje boven de wasbak open en weer dicht gaan. Toen ze even later terug in bed kroop, vroeg hij:

‘Kon je niet slapen?’

‘Nee,’ fluisterde Caroline. ‘Maar nu ga ik het nog een keer proberen.’

‘Maar wat was je dan in de badkamer aan het doen?’

‘Oh, niks.’

‘Maar je maakte wel best wat lawaai.’

‘Ja,’ zei Caroline. ‘Nou ja, ik moest nog even een tekencheck doen. En dat ging niet zo makkelijk. Zelfs met een spiegel is het nog niet zo eenvoudig om goed achter je eigen oren te checken.’

‘Oh ja,’ zei Jacob. ‘Heb je ook tussen je tenen gecheckt?’

‘Tussen mijn tenen? Nee, moet dat?’

‘Dat zei mijn moeder. Die belde nog om te vragen of we een tekencheck bij de kinderen hadden gedaan.’

‘Oh, nou, ja dus. Ik had een tekencheck gedaan. Maar moet je echt tussen je tenen checken?’

‘Nee joh, je had toch schoenen aan?’

‘Ja, dat is zo.’ Caroline probeerde met haar rechtervoet het dekbed weer netjes te positioneren, want het was aan het voeteneinde wat omhoog geschoven toen ze terug in bed was gestapt. Toen het met één voet niet lukte omdat ze geen grip had, probeerde ze het dekbed tussen twee voeten te vatten. Na verloop van tijd gaf ze het op, ging maar even rechtop zitten, en trok het dekbed met haar handen weer recht. Toen ze weer ging liggen, zei ze: ‘Maar je moeder vond het dus ook belangrijk dat we een tekencheck zouden doen?’

‘Ja, ze belde er speciaal over.’

‘Dus vind je het dan niet onzin dat ik dat had gedaan?’

‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Jacob. ‘Ik was juist blij dat jij het al had gedaan. Het lijkt me een goeie voorzorgsmaatregel. Als het jou een gerust gevoel geeft. En mijn moeder.’ Hij lachte, en draaide zich op zijn zij. Binnen enkele minuten was hij alweer terug in zijn sluimerstand, en even later ademde hij loom en rustig van de diepe slaap waar hij in verkeerde.

‘Welterusten,’ fluisterde Caroline nog, en ze draaide zich op haar buik. Terwijl ze haar ogen sloot dacht ze nog even na over teken tussen tenen en in sokken. Ze voelde weer een klein spoortje van de gejaagdheid, van de onrust die ze eerder ook had gevoeld. Ze dacht dat ze die onrust keurig had kunnen wegstoppen, alsof ze het in een doosje had opgeborgen en er niet meer over na hoefde te denken. Maar er leek toch een barst in het doosje te ontstaan. Moest ze niet toch nog even uit bed gaan om tussen haar tenen te checken?